Skip to main content

Atlas-1, atmosfeerlabo aan boord van ruimteveer Atlantis

Ruimtemissie voor het begrijpen van de atmosfeer van de Aarde

In 1992 vloog Belgisch astronaut Dirk Frimout aan boord van het Amerikaanse ruimteveer Atlantis/STS-45. Hij nam deel aan de missie «ATLAS-1» (Atmospheric Laboratory for Applications and Science) met als ultieme doel het beter begrijpen van de interactie tussen de Zon en atmosfeer van de Aarde.

In de laadruimte van het ruimteveer Atlantis bevond zich het ATLAS-1-labo. Tijdens de zending, die acht dagen duurde, vloog Dirk Frimout mee als payload specialist. Van de twaalf experimenten waren er vier Belgisch. Doel was om gegevens te verzamelen over de atmosfeerchemie, de zonnestraling, de plasmafysica en de astronomie.

De uitgevoerde experimenten kaderden in het SPACELAB-programma.

Instrumenten aan boord van de ATLAS-1-missie (1992)

Atmosfeerwetenschappen

  • ALAE (Atmospheric Lyman-Alpha Emissions)

Voor het meten van hoeveelheid waterstof in de dampkring.

  • Rasterspectrometer (Grille Spectrometer) (Belgisch)

Deze spectrometer had als doel de chemische samenstelling van de midden en hogere atmosfeer te meten. Het instrument observeerde hoe chemische bestanddelen de straling absorberen of uitzenden. Dirk Frimout heeft deelgenomen aan de ontwikkeling van dit instrument.

  • ATMOS (Atmospheric Trace Molecule Spectroscopy) (Belgisch)

De experimenten ATMOS en de Grille spectrometer hebben het mogelijk gemaakt om moleculen, met name ozon, in de centrale lagen van de atmosfeer te meten en in kaart te brengen. Deze cartografie komt tot stand door het meten van de infrarood-straling die geabsorbeerd wordt door deze moleculen.

  • MAS (Millimeter-Wave Atmospheric Sounder)

Het MAS-instrument was er voor het meten van de ozonconcentratie, de temperaturen in de centrale atmosfeer en de moleculen die een invloed hadden op de productie en de vernietiging van ozon.

  • ISO (Imaging Spectrometric Observatory)

Het experiment ISO kon de spectrale kenmerken meten van de atmosferische laag gelegen tussen 80 en 600 kilometer, teneinde de samenstelling van de atmosfeer te bepalen.

 

Zonnefysica

  • ACR en SOLCON (Active Cavity Radiometer) en (Measurement of Solar Constant) (Belgisch)

Beide experimenten maken het mogelijk om de totale hoeveelheid licht en energie afkomstig van de Zon te meten. Dit is bijzonder belangrijk voor de studies over het klimaat.

  • SOLSPEC en SUSIM (Solar Spectrum Measurement) (Belgisch) en (Spectral Irradiance Monitor)

Beide instrumenten meten de veranderingen van de energieproductie van de Zon, wat een invloed heeft op de atmosfeerchemie. Deze spectrale informatie is noodzakelijk om de atmosferische reacties op verschillende hoogtes te kunnen bestuderen.

 

Plasmafysica

  • AEPI (Atmospheric Emissions Photometric Imaging)

Met dit experiment bestuderen wetenschappers het natuurlijk poollicht (dat tot stand komt na de botsing tussen atomen en moleculen in de atmosfeer) en het kunstmatig poollicht van het Japans experiment SEPAC.

  • SEPAC (Space Experiments with Particle Accelerators)

Experiment voor het bepalen van de elektrische uitwisseling tussen het ruimteveer en de ionosfeer.

  • ENAP (Energetic Neutral Atom Precipitation)

Studie van de magnetosfeer

  • FAUST (Far Ultraviolet Space Telescope)

Experiment voor het bestuderen van kosmische bronnen van de ultravioletstraling die niet op Aarde kan worden waargenomen. Een verbeterde kennis van deze bronnen is noodzakelijk voor een beter begrip van de levenscyclus van sterren en sterrenstelsels in het heelal.

In 1992 vloog Belgisch astronaut Dirk Frimout aan boord van het Amerikaanse ruimteveer Atlantis/STS-45. Hij nam deel aan de missie «ATLAS-1» met als belangrijkste doel de studie van de atmosfeer van de Aarde en de relatie Zon-Aarde.
De uitgevoerde experimenten in de laadruimte van het ruimteveer kaderden in het SPACELAB-programma. (Image credits ESA, NASA)
Instrumenten aan boord van Space Shuttle Atlantis tijdens de ATLAS-1-missie (24 maart tot 2 april 1992). Image credits NASA.